Dit weekend heb ik voor het eerst een nachtje buiten Hostel Mexicana doorgebracht. Hoewel het afscheid van die heerlijke veren die mij heelder nachten in mijn rug porren me zwaar viel, is zo’n weekend weg écht wel voor herhaling vatbaar. We zijn naar Surfing Turtle Lodge geweest, da’s een hostel op Isla Los Brasiles of zoiets, bij Poneloya, en dat is dan weer bij Leon, een stad die naar ’t schijnt lijkt op Granada, maar dan zonder de toeristen. De reis erheen was al een onderneming op zich, dus laten we daarmee beginnen.
De trip ging als volgt: Van het hostel naar het busstation in Granada wandelen/Met de bus naar Managua/Met een taxi naar een ander busstation in Managua/Met de bus naar Leon/Met een taxi naar Poneloya/Te voet naar het bootopstapplaatsje/Met een bootje naar het eiland/Met paard en kar naar het hostel, dat wil dus zeggen: vroeg genoeg vertrekken om nog een beetje dag over te hebben. We zijn dan ook om half 8 de deur uitgegaan (maar een half uurtje later dan gepland, not bad hu?).
De eerste bus was een comfortabel minibusje, waarin we zelfs allemaal een zitplaats hadden, maar daarmee was het comfortabelste deel van de trip al wel voorbij. De volgende stap was eigenlijk meteen op een ander minibusje richting Leon, maar de rij die voor die bus stond aan te schuiven was vergelijkbaar met wat ik zag voor de caravan van Bram en Jana op de laatste Thuisdag, heel lang wachten dus. Gelukkig had een taxichauffeur in de buurt geld geroken, en wist die ons te vertellen dat hij ons naar een nabijgelegen busstation kon brengen waar een andere bus naar Leon passeerde, goed, dat hebben we dan maar gedaan. Met 6 in een taxi, dat kan hier allemaal, maar zo gauw er politie in het vizier kwam gingen onze raampjes wel heel snel dicht, of daar nu ledematen uithingen of niet.
Enfin, wij op de volgende bus, die dus iets minder comfortabel was, gezien het wiel van de bus op de plaats zat waar normaal mijn beenruimte hoorde te zijn. Ik zat naast een aardige man die het echt heel amusant vond dat ik maar een paar woorden Spaans spreek en zichzelf dus ook kostelijk heeft geamuseerd met het voeren van een gesprek met mij. Ik heb zelfs nog een koekje gekregen, hoera! Nog tijdens dezelfde rit nog klonk er opeens een superluide knal. Een van mijn reisgenootjes, die aan de overkant van het gangpad zat, sprong bijna op de schoot van een van de twee Nicaraguanen waartussen ze geklemd zat. Het klonk alsof de onderkant van de bus eraf viel, het bleek een klapband te zijn. Geen probleem, geen paniek, we zijn even naar een primitieve garage naast de weg gereden (dat rijden voelde trouwens hetzelfde als anders, ze rijden hier altijd nogal wiebelig), en we moesten zelfs de bus niet uit.
De rest van de trip verliep rustig met als hoogtepunt toch nog een hobbelig ritje met paard en kar, waarbij de helft van ons op de rand van de kar moest zitten wegens geen plaats meer op het bankje. Avontuur, dames en heren! Uiteindelijk zijn we na een reis van een vijftal uren toch aangekomen bij het hostel, dat bestond uit een rieten dak, met daaronder een bar met daaraan schommels in plaats van krukken (een tip voor alle bars in België), 2 zetels en een tafel of 2. Verderop was er dan nog een dak waaronder nog een grote tafel stond, met daarrond wat hangmatten en een ping-pongtafel. Het hostel lag direct op het strand, op een 50-tal meter van het water (ik ben slecht in schatten, het kan ook meer zijn).
In een recordtempo bevonden we ons dan ook in de oceaan, want van zo’n reis ga je plakken en stinken. De stroming was wel echt supersterk, en de golven zijn de Nieuwpoortse golven bij rode vlag maal 50, waardoor ik meer op de grond lag dan wat anders. Het was hier trouwens ook rode vlag, verboden te zwemmen voor kinderen dus, en op eigen risico, maar in een surfing hostel zijn en dan niet zwemmen? Kan niet hé.
’s Avonds hebben we (met de andere gasten, uiteraard) een feestje gebouwd, inclusief kampvuur, salsadansende locals (ik heb mezelf na een paar pogingen nu definitief gedoopt tot hopeloos geval), een paar toch wel zeer mooie venten, spelletjes en een gitaar. En cocktails. En Toña. Ondanks dat alles zijn we de dag erna toch nog op tijd uit bed geraakt, omdat een van de vrij tot zeer knappe venten kwam verkondigen dat er kleine schildpadjes waren, en dat we die in zee zouden zetten. Wie kan daar nee tegen zeggen (tegen die schildpadjes weliswaar), al is dat dan op zondag om half 7? Dus hebben we een ochtendlijke schildpadrace gehouden. De mijne was een beetje scheef en supertraag (enige gelijkenis met mezelf berust op puur toeval), dus helaas, ik was kansloos.
Voor de rest van de dag ben ik tam geweest op het strand en in de hangmat (mijn arme voetje was een beetje oververmoeid denk ik), en tegen 14u moesten we alweer naar huis vertrekken, wilden we daar geraken zonder al te ver in het donker te moeten reizen. De paard-en-kar-passage was zo mogelijk nog hobbeliger dan in de heenweg (misschien omdat ik dit keer op de rand zat), en daarbij kwam nog eens dat er ondertussen een horde muggen de aanval inzette op onze benen, terwijl wij machteloos waren, want er was geen plaats om te bewegen. De rest van de terugreis verliep verbazend vlot, met dank aan de vreemde man die ons tijdens onze wandeling van de boot naar een bus/taxi in zijn laadbak heeft geladen en afgezet aan een busstation.
Ik ben verbrand, zit van top tot teen (voetzool) onder de muggenbeten, heb een ranzig dikke voet, en ben niet bepaald uitgerust, maar ik heb een zeer fijn weekend achter de rug. Meer van dat!
Besos para todos!
L