Toen ik daarstraks, zonnebril op mijn hoofd en sletsen aan mijn voeten en bijgevolg heel erg vrolijk, langs de Amsterdamse grachten zwierf (ik zou zo een filmfiguur kunnen zijn, toch?) zag ik op de dorpel van een huis zoals ik er ook een zou willen hebben, een standaard grachtenhuis dus, een doos met boeken staan. Een doos met boeken, een bord met oorbellen en nog een kleiner doosje met wat armbanden en andere toestanden. Naast die verzameling stond een bord, waarop stond ‘Ik heb mijn huis opgeruimd, neem maar mee wat je wil, het is gratis, maar je mag altijd een vrije gift doen voor een goed doel’ (er stond de naam van een organisatie hoor, maar zo goed is mijn geheugen nu ook weer niet). Naast verrukt over het feit dat er toch nog goede zielen bestaan die niet overal geld uit willen slaan, was ik ook nog eens gewoon blij voor mezelf, want ik had al meteen gezien dat er best mooie oorbellen tussen hingen. Omdat ik niet gulzig wou lijken bedacht ik dat ik maar 1 ding zou meenemen, dus moest ik een doordachte keuze maken. Ik heb toen alle boeken (voornamelijk typisch vrouwelijke liefdesverhaaltjes) bekeken, door het kleine doosje met prullen gerommeld en als laatste elk paar oorbellen tegen elkaar afgewogen, en ik had net mijn aantal opties teruggebracht tot twee (de allermooiste oorbellen of een armband) toen mijn allesverpestende, nooit ophoudende gedachtenstroom mij een halt toeriep.
Op het bordje stond namelijk ook nog een jongensnaam. He, zei mijn gedachtenstroom me, dat is raar, want dit zijn nu eens echt allemaal vrouwenspullen. Dus bedacht ik dat die kerel misschien wel gewoon wraak wilde nemen op zijn ex-vriendin door zonder haar medeweten al haar spullen weg te geven, en toen stelde ik mezelf in de plaats van zijn ex-vriendin en werd ik heel triest omdat zij wel supermooie oorbellen, een toffe armband en heel veel leuke boeken zou kwijt zijn. En als die man het daarom deed zou het geld zeker en vast ook niet naar het goede doel gaan, maar naar zijn eigen voorraad bier, de schoft! Dus ben ik heel snel doorgelopen. Zonder boek, zonder armband, zonder mooie oorbellen en al niet meer zo overtuigd over de goedheid van de mens. Dat die man ook een vader kon zijn van een meisje dat het huis uit ging en niet genoeg plaats had voor al haar juwelen en boeken, dat bedacht ik pas later. Dat er nog duizenden andere opties zijn, die bedenking kwam nog veel later. Dat ik het mezelf soms wel heel onnodig moeilijk maak, dat concludeer ik pas nu.
In de rouw om die hele mooie oorbellen,
L