Fiji- en Nieuw-Zeelandverhalen komen eraan (geen pipeline voller dan die van deze blog), lees in de tussentijd maar gewoon hoe ik weer helemaal terug naar af ging (in business class, that is).
Zoals iedereen ondertussen al tot vervelens toe gehoord heeft (en ik tot vervelens toe uitgelegd heb) heeft de Amerikaanse editie van het edelste dier der dieren tegen mijn scheen gestampt. Letterlijk. Voor wie mijn pad toevallig kruiste toen ik het oorspronkelijke verhaal beu was en begon met de haaienbeet-versie: sorry, dat was een leugen. En zoals iedereen waarschijnlijk ook al gehoord heeft, was dat blauw plekje een venijnig dingetje, dat besloot te ontsteken en mij veel meer last dan nodig te bezorgen. Long story short: na een emergency room en 3 dokters (de Amerikaanse was de knapste, de Aucklandse de sympathiekste en de Wellingtonse was gewoon een eikel) was er nog niks veranderd (jawel, er was erg veel veranderd, maar echt beter kon je dat niet noemen) en vond meneertje eikel (best knap ook hoor, maar jammer van zijn karakter. En van zijn niet zo blijde boodschap.) het maar het best als ik 2 tot 3 weken m’n voetje omhoog zou leggen. Enter de grootste twijfel van m’n leven.
Want, stel dat ik door dat advies gerepatrieerd (erg dramatisch woord dat, om maar gewoon te zeggen dat de verzekering mij naar huis haalt) zou kunnen worden, zou ik dat dan moeten doen? Het startschot voor slapeloze nachten, veel tranen en wanhopige babbels met toevallige reisgenoten. En natuurlijk, de eeuwige battle tussen mijn gezond verstand (“m’n kind, er is geen énkele manier waarop jij deftig gaat rusten in een land als Nieuw-Zeeland!”) en de koppige steenezel op de andere schouder (“opgever! opgever! opgever! Blijf toch gewoon hier sukkelen!”). Waarbij het gezonde verstand (al ben ik er nog steeds niet van overtuigd of dat nu de gezondste keuze was hoor) de steenezel uiteindelijk lang genoeg knock-out heeft geslagen om ongestoord de repatriëring aan te vragen.
Wat dat laatste betreft, vrienden reizigers: trakteer jezelf op een deftige reisverzekering. Het is altijd intens kut om met hangende pootjes terug naar huis te moeten, maar het wordt wel net iets beter als je dat gratis én in business class kan doen. Want business class heeft eten en alcohol, en als er iets is dat ‘omgekeerde heimwee bij voorbaat’ tegengaat is het wel eten en alcohol. Neem het aan van mij. Al heb ik die alchohol zelf moeten laten staan, want ja, antibiotica. Maar als ik had gewild (ok nee, gemogen), had ik moeiteloos 40 uur tipsy kunnen zijn. Of ladderzat. Erg (business) classy, dat.
En dus ben ik nu hier, in Lier. Ik heb al een week érg flink gerust, ik heb de digicorder uitgekeken, ik ben volop aan het trainen voor het kampioenschap ‘binge watchen in een ongemakkelijke lighouding’ en ik verveel mij te pletter. Dank dus, aan alle vriendjes die de moeite genomen hebben of willen nemen om tot hier te komen, en ook aan diegenen die het nu eenmaal te druk hebben om tot hier te sjezen maar op z’n minst al 1 keer aan mij gedacht hebben. Al de rest kan nu opzouten.
Als alles volgens plan gaat (just kidding, ik heb geen plan, ik hoop alleen dat mijn been gewoon stopt met moeilijk doen binnen dit en 2 weken) vertrek ik rond de 24e terug, deze keer richting Melbourne. Ik kan u alvast vertellen dat ik niet kan wachten. En dat ik nog 5 maanden lang alle bloemen van de wereld ga buitenzetten, en mij ga opgeven voor alle mogelijke beenbelastende activiteiten om zo de tijd van mijn leven te hebben. Beloofd.

Tot de volgende (hopelijk zonnigere) update!
L