Ik ben een zeemens. Nog net geen zeemeermin, wegens te volumeloze haren en te veel borst om in schelpen te stoppen, maar toch een zeemens. Alsof er ergens in de organisatie van het lot van Lotte iets is misgegaan waardoor ik niet op het voorbestemde tropisch eiland geboren ben, klaar om surfkampioen te worden, maar onder de kerktoren van een stadje op het vasteland, gedwongen tot het inperken van mijn zeeneigingen tot een jaarlijks bezoek aan de Noordzee. Maar als waarachtig zeemens zal ik op de vraag ‘waar gaan we naartoe?’ wel al-tijd ‘naar zee?’ antwoorden. Tenzij ik gewoon honger heb, of zin om dronken te worden, dan kan dat ook ‘naar de frituur’ of ‘op café’ worden. Maar meestal kies ik voor zee. Deels ook omdat je daar ook kan eten of dronken worden. Twee vliegen in één klap.
Mijn ouders hebben dat zeeïge ook wel een beetje, of ze hadden gewoon het gemak van gezinsvakanties aan zee heel snel door, want sinds mensenheugenis breng ik bijna jaarlijks een week of wat door tussen go-carts, duinen en ijsjes in nostalgisch Nieuwpoort. En omdat ik deze zomer mijn bezoek al overgeslagen had en ik nu eenmaal een werkloze met een auto ben, zette ik vandaag opnieuw koers naar onze eigen fijne noordzeekust. Die kust waar ik leerde dat je je voeten in een groepsgo-cart even goed op de buis kan zetten zonder dat het daarom minder snel gaat. Die kust waar ik mijn eerste lief versierde door te doen alsof ik de golfbreker niet meer af durfde -ze kunnen zo glad zijn- om daarna zijn hand niet meer los te laten (klaarblijkelijk een van mijn betere versiertrucs). Die kust waar ik al kilometers huppelde, tot ver voorbij het sociaal aanvaarde. Die kust waar 2 ijsjes per dag perfect normaal zijn, waar sangria rijkelijk vloeit en waar garnaalkroketten je rond de oren vliegen. Die kust waar met een heel gezin in een appartement met 2 slaapkamers verblijven opeens als vanzelf gaat. Of zelfs met meer dan een heel gezin.
Ik heb hallo gezegd tegen de vuurtoren -einddoel van élke dijkwandeling ooit-, de groetjes gedaan aan de meeuwen, die dappere mini-me maar wat graag voederde, voordat mijn meeuwenstrontangst zich ontwikkelde, en heb even stilgestaan bij het vaste stekje van de blauw-witte strandstoelen van waaruit vake en moeke hun iets te enthousiaste kinderen en kleinkinderen in ’t oog hielden. Maar dat moet er voor omstaanders wat raar hebben uitgezien want daar stond nu een hek voor waardoor er nog minder te zien was, dus ben ik maar snel doorgelopen. Oh, en ik heb mij volgestouwd met lekker eten. Want je bent niet aan de zee geweest als je de bewuste garnaalkroketten niet hebt gegeten. En een verwenkoffie hebt gedronken. Dat laatste heeft niets met de zee te maken, trouwens, maar alles met mijn niet te stoppen gulzigheid. Nog een reden waarom ik geen zeemeermin ben, ik zou binnen de kortste keren uit mijn staart barsten. Of sterven van verdriet omdat ik alleen nog maar plankton mocht eten. Zonde.
Ik kijk nu al uit naar het moment waarop ik mijn eigen koters in de auto kan stouwen, valiezen op het dak, strandlakens en speelgoed in de koffer en koelbox aan hun voeten (je moest maar eens onderweg in panne vallen), om koers te zetten naar mijn zee. Zeker wetende dat ook zij hun innerlijke zeemens daar gaan vinden. Want aan zee is iedereen altijd blij, en dat is gewoon leuk.
Nieuwpoort groet u (maar vooral mij),
L